verhalen

verhalen

Over rouw:

21/01/2024

We ruimen de zolder op. Mijn therapeut zegt dat dit het beste medicijn is om orde in het hoofd te krijgen. Mijn therapeut heeft meestal gelijk.

Ze helpt me en laat alles door haar vingers glijden. Ineens zie ik de doos verschijnen.

'Te laat,' denk ik wanneer ze het deksel ervan afhaalt en alles in haar opneemt.

Zij: 'Wat zijn dit?'

Ik: 'Brieven uit een ver verleden.'

Zij: 'Wie schreef ze?'

Ik: 'Ik.'

Haar enthousiasme valt nauwelijks in te tomen.

Zij: 'Mag ik ze lezen?'

Ik: 'Beter van niet. Sommige dozen willen liever gesloten blijven.'

Zij: 'Maar ik wil weten wat erin staat.'

Ze geeft niet op.

Nog voor ik een nieuw antwoord kan verzinnen, neemt ze de eerste brief uit de doos en leest.

***

Liefje, 1/8/2006

Omdat de dagen elkaar nog steeds opvolgen en ik jou niet zie, lijkt alles zachtjes weg te glippen.

Weet je nog toen je je auto aan de verkeerde kant van de weg plaatste en ik je zei dat verkeerd mooier werd als jij aan het stuur zat? Of toen we van het pad afweken om uit te komen bij elkaar? We dachten dat de weg eindeloos zou duren, maar we maalden er niet om want met elke stap groeiden we naar mekaar toe. We hoopten dat onze voetsporen voor eeuwig zichtbaar zouden blijven, dat het kraken van takken een teken zou zijn voor al wie het wou horen – maar niets was onaanraakbaar gebleken.

'Wij wel,' zei je toen nog. Wat geloofde ik je graag.

In jouw armen vond ik de rust die het leven voor me verborgen hield. In jouw ogen zag ik zeeën zonder storm. Wist ik veel wat nog moest komen en dat alles wat met water te maken had ooit naar ons zou terugkeren als een smeltkroes van tranen.

'Kom maar,' zou je zeggen, 'huil maar bij mij.' Ik zou niet langer mijn verdriet opsparen voor dagen waarop de dood zijn intrede deed.

Je schreef op mijn arm dat je zou blijven.

'Dat is beter dan bomen bekladden,' zei je en ik wist dat niet alles initialen behoefde. Toen de zeep de woorden uitwiste, wenste ik dat je steeds iets nieuw zou schrijven. Ik zei je dat ze een dag voor jou moesten uitroepen.

'Tot wat?' vroeg je.

'Tot voor altijd,' zei ik en je zoende me zo stevig dat mijn hele lijf ervan tintelde.

Op een dag kwam ik in paniek en buiten adem naar je toe gelopen. Je vroeg me wat er loos was.

'Ik heb te weinig woorden,' zei ik.

We verzonnen woorden die bij ons pasten, als: 'hartwachter, knuffelnest, tovenaarsblik.'

'Je bent mijn troubadour,' zei ik.

'En jij mijn luchthapper,' zei je terug.

Op een besluiteloze dag vroeg je me wat we konden doen.

'Zullen we draken temmen?' zei ik.

'Kunnen we dat door elkaar te kussen?' zei je.

'Dat hangt er vanaf of je vuur spuwt,' zei ik en je kuchte me na omdat je alle rook had ingeslikt.

Ik zei dat het blauw van dingen steeds beter bij je ogen paste. Je vroeg me welke tinten blauw ik kende.

'Het blauw van de wolken,' zei ik, 'maar die kan ik niet vangen.' Ik keek beteuterd.

De week erop gaf je me een ketting waarin je de wolken gevangen had.

'Zo heb je mijn ogen altijd bij je,' zei je. Je leerde me om beter te zien. Ik leerde jou om beter naar wolken te kijken.

'Zullen we kinderen verzinnen waarin we deeltjes van onszelf herkennen?' vroeg je me op een dag. We gaven ze namen, vergrootten al onze eigenschappen uit tot we elkaar hoofdschuddend aankeken en in koor zeiden: 'Misschien nemen we toch beter een hond.'

'Ik wil je geur bewaren,' zei ik je.

'Dan moet je me in een doosje doen.'

En dus zocht ik weken naar dozen waar je in zou passen.

'Ik vind geen dozen,' zei ik en je gaf me jouw onderhemd in een zakje.

Soms snuffel ik als de hond die we nooit hadden, dan denk ik: 'Zolang ik kan snuffelen is hij er nog even.'

Toen je ziek werd en de washandjes op je voorhoofd niet langer koud bleven, nestelde ik me in jouw armen.

'Zo genees je,' zei ik. Maar het hielp niet. Je praten werd langzaam, je tovenaarsblik verstarde, je zocht naar woorden die we ooit hadden en ik werd de wees zonder wolken.

Je zei me dat je altijd van mij zou blijven houden, tot je je laatste adem uitblies.

Dat je verder dan de dagen zou leven, zei ik, en dat je onoverwinnelijk was.

Als we ten onder gaan, doen we dat samen geloofde ik. Je moest me beloven dat je minstens honderd zou worden. En je beloofde het.

'Je moet tussen je vingers spuwen,' zei ik. En je deed het.

Ik weet niet welke straffen er staan op het verbreken van beloftes. Het lijkt alsof ze de verkeerde gestraft hebben en me levenslang gegeven hebben.

Ik zou je willen vragen hoe ik uit mijn cel ontsnap. Je zou vast iets gek verzinnen.

'Een tunnel graven,' hoor ik je zeggen.

'Maar ik ben niet goed in graven.'

'Dan help ik je wel.'

'Dode mensen kunnen niet helpen.'

Ik blijf met je praten. Mocht je me horen, je zou je mondhoeken omhoog halen tot het kuiltje in de wang verscheen.

'Kan je gek worden in je eigen hoofd?' zou ik je vragen.

'Niet gekker dan wij,' zou je me antwoorden.

Ik zei je dat ik de regen wilde verzamelen.

'Om wat mee te doen?'

'Om een zwembad voor ons aan te leggen, zodat we naar elkaar toe kunnen zwemmen.' Ik hield mijn hand in de lucht.

'Alle begin is moeilijk,' zei je.

'Zolang er maar een begin is,' zei ik terwijl jij een ton ging halen.

Ik vroeg je of we de hond gingen uitlaten. Je nam je jas, trok je regenlaarzen aan en wachtte tot de hond klaar was om te vertrekken. Ik haakte me vast aan je arm.

'De hond is wel erg braaf vandaag,' zei je en je wees naar de lucht. Onderweg verzonnen we namen. Je hield van strips en dus noemden we hem Odie. Als hij voortaan ter sprake kwam, wist ik dat je wilde wandelen.

Toen het einde naderde, vroeg ik je welke kist je wou.

'Eentje vol met foto's van ons.'

'Hoe moet ik je warmhouden in een kist.'

'Zo,' zei je, en je kwam op me liggen, 'maar de foto's zijn ook goed.'

En dus bekleedde ik je kist, langs binnen en buiten, vol foto's van alle herinneringen die we samen maakten. Uren was ik bezig en vurig hoopte ik dat alle foto's hun weg zouden vinden naar jou, waar je ook was.

Kon ik je maar terughalen. Het zou me mogen kosten wat het kost. Al moest ik de Himalaya beklimmen. Al moest ik zeeën overwinnen. Ik zou het doen om terug bij jou te zijn. Je zou lachen en zeggen dat ik te veel angst heb voor haaien om de diepte te trotseren.

'En toch zou ik het doen,' zou ik je zeggen.

De dagen snijden soms. Het vriest en het kraakt dat zelfs mijn botten er om huilen. Ik dacht dat verdriet iets was voor verdrietige mensen, maar wist niet dat ik zoveel tranen had.

Kom nu maar gewoon terug. Je dood zijn heeft al lang genoeg geduurd.

Liefs,

Je luchthapper

***

21/01/2024

Haar ogen vergroten bij elke letter waar ze zich aan laaft.

Zij: "Is dit wat ik denk dat het is?"

Ik knik en zwijg. Ze leest verder.

***

Liefje, 15/8/2006

Er stond een vrouw voor de deur. Ik had haar nog nooit eerder gezien. Ik aarzelde om de deur open te doen, omdat ik er niet op mijn best uitzag. De alcohol zat nog in mijn lijf en de wallen waren niet te stutten.

'Het is niet goed,' denk je nu vast. Je hebt gelijk, maar ik zoek naar manieren om me te verdoven. Soms wil ik even niet meer voelen. Ik weet dat ik het niet mag zeggen, maar het deed deugd zo even weg van de wereld te zijn. Ik beloof je dat ik geen notoire drinker word. De gevolgen maken dat ik het geen tweede keer zal doen. En wees gerust: ik heb de slaapkamerdeur nog gevonden, ben zelfs tot aan mijn bed geraakt. Ik hoop dat je daar toch een beetje om moet lachen.

In mijn roze pyjama en de gele eendenpantoffels die ik van jou voor mijn verjaardag kreeg, deed ik de deur open. De vrouw stelde zich niet voor, wat me deed fronsen. Ze vroeg me hoe goed ik jou kende. Ik vond haar vraag ongepast. Ik vroeg haar wie ze was. Dat kon ze me niet zeggen.

'Misschien is het te vroeg,' zei ze.

'Te vroeg voor wat?' vroeg ik.

'Om het licht te laten schijnen op dingen die we niet willen zien.'

Ze sprak in raadsels. Ik begreep het niet. Mijn hersens weigerden dienst, de kater in mijn hoofd maakte bokkensprongen alsof hij vastzat in een veel te kleine kooi. Ik probeerde bij de les te blijven en mijn ogen open te houden, maar het lukte me niet. Ze zag het.

De vrouw was mooi. Ze was slank, had een knalrode jurk aan en droeg pumps van minstens 8 centimeter hoog. Haar bruine lange lokken maakten draaibewegingen rond haar wangen toen ze sprak. Ik dacht: 'Zo gaat ze vast niet naar de bakker op een zondag.' Zouden er mensen zijn die dat wel doen, denk je?

Ze verborg haar ogen onder een veel te grote zonnebril die de helft van haar gezicht besloeg. 'Wat jammer,' dacht ik terwijl ik me staand trachtte te houden. Ze zou wel eens mooie ogen kunnen hebben. Blauwe ogen zouden perfect bij het rood van haar jurk passen. Wat nog vreemder was: de zon scheen niet.

Ze nam een stukje papier uit haar binnenzak met cijfers op. Haar gsm-nummer zag ik later toen ik de kater met water uit mijn lijf had verjaagd.

'Bel me als je er klaar voor bent.'

'Kun je dan ooit ergens klaar voor zijn?' dacht ik, maar ik ging er verder niet op in. Ik knikte, stopte het papiertje in de zak van mijn pyjamabroek en sloot de deur.

Misschien had het bezoek niets te betekenen, maar toch liet het gesprek me niet los. Ik opende Google en typte haar nummer in, maar er kwamen geen resultaten uit de bus. Ik belde jouw boezemvriend Sem, beschreef de vrouw en vroeg hem of ze aan iemand deed denken. Het zei hem niets. Hij stelde me gerust. 'Misschien was het een vergissing.' Ik geloofde hem. Waarschijnlijk had het niets te betekenen.

Liefs,

Je raadselachtige eendensloefer

***

Liefje, 3/10/2006

Het onmogelijke, meest onwaarschijnlijke en misschien ook mooiste is me vandaag overkomen.

Weet je nog hoe misselijk ik was de laatste weken? Ik dacht dat het was door emotie en door het verdriet om wat ons overkwam. Ik stelde me geen vragen. Mijn focus lag bij jou. Mijn eigen kwaaltjes verdwenen op de achtergrond, want wat wogen mijn kleine ongemakken op tegen die van jou. Het was een ongelijke strijd, dus besloot ik er niet over te morren.

Vandaag voelde ik me opnieuw zo onpasselijk en ik besefte dat mijn regels de laatste maanden niet meer doorgekomen waren. Ik dacht dat het door het verdriet kwam. Je hoort dat wel vaker, vrouwen van wie de cyclus stopt omdat het lichaam in overlevingsmodus gaat. Dus stelde ik mij geen vragen, tot vandaag. Ik besloot naar de apotheker te gaan en het zekere voor het onzekere te nemen. Ik vroeg een zwangerschapstest in de veronderstelling dat ik het resultaat al kende. De apotheker van de andere gemeente wenste me succes. Ze kent ons verhaal niet, dus ik ging er niet verder op in.

Met de verwachting dat het niets zou worden, plaste ik op de test. Na enkele minuten kent u het resultaat, las ik op de bijsluiter. 'Mooi dan,' dacht ik, 'dan heb ik nog tijd om de was weg te leggen.' Je kent mijn gevoel voor multitasken. Toen ik terugkwam naar de badkamer en de witte stick omdraaide, geloofde ik mijn ogen niet. Schat, er waren twee lichte streepjes zichtbaar. Ik wist wat dat betekende, maar ik hield het niet voor mogelijk. Ik las de bijsluiter opnieuw: zwanger. Maar hoelang was ik weggeweest voor het sorteren van de was? Dat was meer dan 10 minuten geweest. De test zou waarschijnlijk niet kloppen.

Ik besloot een andere test te gaan halen, bij een andere apotheker. Hij wenste me alweer succes. Ik knikte droog en haastte me zo snel mogelijk terug naar huis. Door de stress lukte het plassen haast niet. Deze keer wachtte ik en na twee minuten keek ik naar het resultaat. Twee streepjes. Zwanger.

Toen ik het resultaat nog eens bekeek, ben ik hartstochtelijk beginnen huilen. Ik weet niet of het van vreugde of verdriet was. Ik vind het nog steeds onbevattelijk. Hoe kan er nu een klein mensje in mij groeien, dat voor de helft uit jou bestaat? Meteen na het gevoel, kwamen de vragen. Wat moet ik met een baby? Hoe kan ik een kind alleen opvoeden als ik nog niet in staat ben om voor mezelf te zorgen? Is het wel oké om nu zwanger te zijn, met al mijn verdriet? Wat voor kind zou ik op de wereld brengen, als ik al het verdriet van de wereld aan hem of haar doorgeef?

Ik besloot om mijn vriendin te bellen, Els, de gynaecologe. . Ik zei haar dat het vrij dringend was omdat ik me zorgen maakte. Ze antwoordde dat ik morgen mocht langskomen in haar privé praktijk.

'Misschien zegt ze dat de test toch niet klopt.' Ik weet niet wat ik op dit moment moet voelen. Vertwijfeling? Vreugde? Verdriet? Ik schipper ergens tussenin. Het is alsof ik me op zee bevind en de golven te hoog zijn om het te redden. Maar ik moet volhouden tot morgen.

Liefs,

Je stuurloze

***

Liefje, 4/10/2006

Ik schrijf je om het zelf te geloven:

JE. WORDT. PAPA.

En ik ben even van een andere planeet. Leid je me terug naar de onze?

Ik heb je nodig, meer dan ooit.

Liefs,

Je bolle buik in wording.

***

27/10/2006 Ik ben te kwaad en te teleurgesteld om je nog aan te spreken.

Hoe kon je?

Ik wil niet verder leven in deze leugen. De toekomst en het verleden zijn onderuit gehaald. Hoe naïef kon ik zijn? In welke bubbel leefde ik? Dit is onmenselijk. Ondierlijk ook.

De zwangerschap had me een superkracht gegeven, waardoor ik even geloofde dat ik de wereld aankon. Het idee dat er een mini-jij in mij groeide, was meer dan ik me kon wensen. Het overstemde alles wat ik dacht dat liefde was. Mijn vrienden verzekerden me dat ik het niet alleen hoefde te doen en dat ze me zouden helpen. We zouden er samen tegenaan gaan.

'Ik was geboren voor het moederschap en hoefde niet te twijfelen', zeiden ze.

Ik dacht dat ik de wereld aankon, tot het moment waarop ik de vrouw contacteerde.

We spraken af bij haar thuis. Een vreemde locatie vond ik dat, gezien haar anonimiteit. Maar ik ging erop in. Ze had een deurbel zonder naam. Toen ik aanbelde, was ik zelfverzekerd. Ik had jou in mijn hart, ons wonder in mijn buik en nieuwsgierige gedachten en een roze, maar treurende wolk onder mijn voeten. Niets kon nu fout gaan, hield ik mezelf voor. Tot ze me naar binnen liet.

In haar leefruimte hing een levensgroot portret van jou en haar. Zoenend, knuffelend, verliefd.

Ik viel flauw.

Toen ik bijkwam, stond ze over mij heen gebogen. Ik begon onbedaarlijk te huilen. Het gesprek bestaat nu nog slechts uit flarden die me in die momenten tegen tweehonderd kilometer per uur in het gezicht sloegen:

Jarenlange relatie. Ex-collega's. Beste vrienden die partners werden. Jouw onbeslistheid. De ring rond haar vinger. De geheimhouding.

Ik geloofde haar niet. Tot ze me fotoboeken toonde.

Ik geloofde haar niet. Tot ze me oude kledingstukken toonde.

Ik geloofde haar niet. Tot ze me documenten voorlegde, tickets op haar naam van de reis die jij in je eentje gemaakt had.

Ik vertelde haar dat ik jouw kind droeg. Ze huilde. Ze had twee jaar geleden een miskraam gehad.

Ons hele verleden is op drijfzand gebouwd en ik voel me wegzakken.

Dit is de laatste brief die ik je schrijf. Ik kan het niet meer. Ik haat je te veel. Ik zou je een mep in het gezicht willen geven, maar hoe kan ik slaan op iemand die er niet meer is? Het is oneerlijk. Ik wil je uitschelden. Ik wil met deuren slaan.

Ik heb het abortuscentrum gebeld. Overmorgen ga ik langs. Ik kan jouw kind niet langer dragen.

Ik sluit nu af.

***

21/01/2024

'Mama? Is dit echt?'

Ze huilt niet, ze schreeuwt. Dikke tranen rollen uit haar ooghoeken naar beneden. De vloer is een vijver. De tijd heeft me geleerd te zwemmen, maar ik weet niet of zij het al kan.

Ik neem haar in mijn armen, knijp zo hard dat al haar gevallen puzzelstukjes weer in elkaar passen.

'Ik ben hier toch!? Waarom heb je me gehouden?'

'Ik kon het niet. Ik kon je niet laten gaan. Ik hield te veel van jou vanaf het moment dat ik wist dat je in me groeide. In het abortuscentrum heb ik dat beseft.'

'Waarom heb je hier nooit iets over verteld?'

'Ik wou dat je beeld van je vader zo mooi mogelijk zou zijn. Ik wou je niet belasten met wat ik wist. Wat had het voor zin? Gedane zaken nemen geen keer en doden hebben geen stem meer om zich te verdedigen. Je zou al moeten opgroeien zonder vader. Dat vond ik erg genoeg. Ik wou dat je voelde wat echte liefde was. Je bent er gekomen uit liefde. Het had geen zin om je loyaliteit naar je papa toe af te nemen. Er waren al genoeg littekens. Ik zou er alles aan doen om jou te beschermen. Dat was mijn levenswerk. '

Een moeizame knik.

'En wat met de andere vrouw?'

'Ze stierf vijf jaar geleden aan borstkanker.'

'Hadden jullie nog contact?'

'In het begin niet. Ik was te verbouwereerd. Na een tijdje heb ik haar opgezocht, op aanraden van mijn therapeut. Ik moest alle details kennen om rust te vinden. Het vreemde is dat ze een aardige dame bleek. We zaten in hetzelfde schuitje. We hadden allebei verdriet om dezelfde man. Dat zorgde voor verbinding.'

Ze knikt opnieuw en sluit haar ogen.

'Zullen we de doos verbranden?'

Ik aarzel. Ze merkt het. Haar 'ja' is er een die mijn leven voorgoed zal veranderen.

Ze zet koers naar de vuurtafel in de tuin. Ik gris een aansteker mee.

We wissen een verleden uit.

Het smeult na. En ook die rook zal ooit voorgoed verdwijnen.

Anke Verleysen